God van vergelding, HEER, God van vergelding, verschijn in luister. Verhef U, rechter van de aarde, geef de hoogmoedigen hun loon.
Hoe lang nog zullen de wettelozen, HEER, hoe lang nog zullen de wettelozen juichen, de onrechtvaardigen het hoogste woord voeren en trotse taal uitslaan?
Zij vertrappen Uw volk, HEER, onderdrukken Uw liefste bezit, weduwen en vreemdelingen doden ze, kinderen zonder vader brengen ze om.
‘De HEER ziet het niet,’ zeggen ze, ‘de God van Jakob merkt toch niets.’
Kom tot inzicht, onverstandigen. Dwazen, worden jullie ooit wijs? Hij heeft het oor geplant – zou Hij niet horen? het oog gevormd – zou Hij niet zien?
Die de volken leidt, de mensen leert en vermaant – zou Hij niet straffen? De HEER kent de mensen, niet meer dan lucht zijn hun gedachten.
Gelukkig de mens, HEER, die door U wordt geleid en onderwezen in Uw wet en Uw leer. Hij zal rust vinden in kwade dagen, terwijl voor de wettelozen een kuil wordt gegraven.
Nee, de HEER zal Zijn volk niet verstoten, Zijn liefste bezit niet verlaten. De rechtspraak voegt zich weer naar het recht, de oprechten van hart sluiten zich aan.
Wie treedt voor mij op tegen die onrechtvaardigen, wie beschermt mij tegen die schurken? Had de HEER mij niet geholpen, dan woonde ik al in de stilte van het graf.
Toen ik dacht:
Mijn voet glijdt weg, hield Uw trouw mij staande, HEER. Toen ik door zorgen werd overstelpt, was Uw troost de vreugde van mijn ziel.
Kiest U de kant van verdorven rechters, die onheil stichten in naam van de wet? Ze spannen samen tegen de rechtvaardigen en veroordelen onschuldigen ter dood!
De HEER is mijn burcht geworden, mijn God de rots waarop ik schuil. Hij geeft de schuldigen het loon dat zij verdienen, om hun onrecht brengt Hij hen tot zwijgen, de HEER, onze God, brengt hen voorgoed tot zwijgen.